Het is nog vroeg, zondag 9 juli 2023 in Drenthe als de boer zijn schapen in paniek aantreft, rennend door de wei. Een wolf is over de omheining gesprongen en valt ze aan. Hij aarzelt geen seconde, pakt een schep en rent de wei in om zijn schapen te beschermen. Ziet hij het gevaar voor zichzelf niet? Natuurlijk wel, maar de schapen gaan hem ter harte.
Dit verhaal is zo oud als de wereld. Ik citeer het best gelezen boek allertijden: “De goede herder zet zijn leven in voor zijn schapen; maar wie huurling is en geen herder, wie de schapen niet toebehoren, ziet de wolf aankomen, laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen – want hij is een huurling en de schapen gaan hem niet ter harte.” (Johannes 10:11-13)
Gedrag als dat van deze Drentse boer gebruikt men al eeuwen als voorbeeld van karakter- eigenschappen als moed, plichtsbesef en liefde. Na al die eeuwen lijkt in Nederland echter een generatie opgestaan te zijn die dit helemaal anders ziet. Het gedrag dat de voorkeur geniet is dat van de huurling uit het bijbelverhaal: ‘laat de schapen in de steek en vlucht – en de wolf rooft ze en jaagt ze uiteen’. De schapen gaan ons niet ter harte. Evenmin als de herder, of de boer. Sterker, die wordt bij de rechter aangeklaagd voor het feit dat hij de schapen niet liet verscheuren. We zijn zover van de natuur af komen te staan dat we de dieren alleen waarderen als ze shoarma heten en in cellofaan in het koelschap liggen. Hetzelfde geldt voor de kippen. En de koeien. Filet Americain oke, maar als koeien grond bezet houden waar we meer geld aan kunnen verdienen met huizenbouw, dan zijn we ze liever kwijt. We lachen wel om het stadse kind dat denkt dat melk uit de supermarkt komt in plaats van uit de koe, maar we gedragen ons alsof we het zelf ook zijn vergeten.
Het is nog maar 80 jaar geleden dat randstedelingen als bedelaars naar het platteland trokken om de boeren om eten te vragen. Vandaag moeten de boeren naar de randstad komen om te vechten voor het behoud van hun akkerland. We weten dat de Nederlandse landbouw milieuvriendelijker is dan die in de meeste andere landen. Toch denken we dat het een goed idee is om akkers in te wisselen voor woonruimte, industrie en dienstverlening waarbij we ons eten elders te laten produceren. Tegelijkertijd leven we in de illusie dat er tussen al die extra woningen, kantoren, industrie en distributiecentra wél plek is voor de wolf. De wolf, waarvoor al in de jaren 1800, toen Nederland nog maar zo’n 5 miljoen inwoners telde, geen plek meer was.
De huidige bevolkingsdichtheid van Nederland maakt dat er geen plaats is voor wild en dat intensieve landbouw nodig is om onze consumptiedrang te bevredigen. Als boeren die landbouw iets extensiever en natuurlijker proberen te maken dwarsbomen we hen met regels, vergunningen en quota. Koeienmest als mest gebruiken mag niet. Kunstmest gebruiken, die uit mijnen en door aardgasverbranding gewonnen wordt, mag wel. Dieren in een kist vetmesten mag wel. Dieren in de wei laten lopen wordt beboet of verboden. Of de boer wordt geacht toe te kijken als een wolf ze één voor één doodbijt. (Overigens niet uit honger, de wolf eet ze niet op). Het wordt tijd dat Nederland volwassen wordt. Alles tegelijk willen hebben is een kinderlijke houding. Het is het één of het ander. Als geld het belangrijkst is betekent dat doorgaan met bouwen, doorgaan met groeien en meer consumeren. Maar dan geen groen en geen wolven meer. Blijven genieten van een groen Nederland, voor ons en onze kinderen, kan alleen als we genoegen nemen met minder geld, stoppen met bouwen, stoppen met groeien, minder autorijden en minder consumeren.